Het boeddhisme is zo’n 500 jaar voor onze jaartelling ontstaan in India. Centraal staat het levensverhaal van prins Siddharta Gautama, de latere Boeddha. Het verhaal over het leven van Boeddha verspreidde zich naar verschillende landen en streken in en rondom India, tot aan China en Japan toe. In het begin werden de verhalen doorverteld. Later werden ze in de taal van het land of de streek opgeschreven. De belangrijkste teksten staan in de Tripitaka. Dit betekent drie manden. Vroeger werd er niet op papier maar op palmbladeren geschreven die in manden werden bewaard. De eerste mand bevat een heleboel regels voor boeddhistische monniken en nonnen. Dit zijn mannen en vrouwen die niet trouwen en een gezin stichten, maar die in een klooster wonen en zich zoveel mogelijk aan alle 227 (strenge) regels willen houden. De tweede mand bevat de boeddhistische leer en de levenslessen van Boeddha. Deze zijn ook bedoeld voor de ‘gewone’ mensen. En de derde mand bevat allerlei verhalen over Boeddha en zijn leerlingen en verdere uitleg van de leer.